home // pdf // eigen artikels // Negatieve rente en ontsparen

Negatieve rente en ontsparen
De realiteit is dat we met onze spaarrekening of onze Belgische staatsobligaties niet meer sparen, maar ‘ontsparen’. Maar wat bedoelen we daar precies mee en hoe kunnen we een situatie van ‘ontsparen’ vermijden? We deden voor U enkele berekeningen om de impact op lange termijn in te schatten.
Wat betekent ‘reële rente’?
In eerste instantie moeten we een onderscheid maken tussen wat economen omschrijven als de nominale rente en de reële rente. De nominale rente is niet meer dan de volgende som
Reële rente + Inflatie
De reële rente is belangrijk voor beleggers en spaarders omdat ze aangeeft wat de belegger na aftrek van de inflatie overhoudt. Indien onze nominale spaarrente onvoldoende is om de stijging van het prijspeil te volgen, spreken we van een negatieve reële rente en zijn we aan het ‘ontsparen’. We zien dan misschien wel jaarlijks cash intresten op onze bankrekening komen, maar we kunnen met ons spaargeld steeds minder kopen.
Op de financiële markten kunnen we de reële rente éénvoudig berekenen door de brutorente te nemen op staatsleningen met een looptijd van 10 jaar (oranje lijn) en daar de geldende inflatie (zwarte lijn) van af te trekken. Die berekening levert ons nu al 2 jaar een negatief reëel rendement op.
Grafiek - Reële rente: Belgische staatslening op 10 jaar vs inflatie :
Periode 03/1997 - 12/2017. Bron: Bloomberg
De reële rente op ons spaargeld loopt zelfs op tot -1.79% bij een inflatie van 1.90%. Op het totale bedrag van 265 miljard op onze spaarrekening zorgt die negatieve reële rente tot een jaarlijks verlies aan koopkracht van 4.75 miljard EUR. Hoe langer de combinatie van een spaarrente aan 0.11% en een inflatiepeil van 1.90% duurt, hoe groter het jaarlijkse verlies aan koopkracht wordt. Zo loopt het totale verlies aan koopkracht na 10 jaar op tot meer dan 52 miljard EUR (5.2 miljard EUR per jaar) en over een ganse carrière van 45 jaar zelfs tot 340 miljard EUR (7.5 miljard EUR) en dat op een totaal spaarbedrag van initiëel 265 miljard EUR.
Hoe kunnen we dat ontsparen voorkomen?
In eerste instantie moet men niet meer geld op de spaarrekening parkeren dan wenselijk. Iemand die zijn/haar uitgaven in lijn brengt met de maandelijkse inkomsten en verder geen al te grote uitgaven plant hoeft in feite niet meer dan 3 à 4 maanden aan cash op de spaarrekening aan te houden. Een voor de hand liggende manier om het ontsparen tegen te gaan is dus om niet meer cash dan nodig op de spaarrekening te laten staan. Indien U weet dat er een belangrijke uitgave of investering aankomt (aankoop van een wagen of woning) kan u best wat meer liquiditeiten op de spaarrekening aanhouden. Ook gepensioneerden die hun pensioenval moeten opvangen kunnen best een aanzienlijk deel van de te voorziene uitgaven op de spaarrekening plaatsen. Geld dat men niet nodig heeft kan men best gestaag beleggen, maar op dit moment zal noch het geld op de spaarrekening, noch geld belegt in kwaliteitsvolle bedrijfsobligaties voldoende rendement opleveren om het hoofd te bieden aan de huidige inflatie van 1.90%.
Kortweg zijn er drie manieren om aan de gevolgen van ‘ontsparen’ te ontsnappen: ofwel spaart men extra geld bij door minder uit te geven, ofwel moeten we ons spaarkapitaal verhogen ofwel moeten we op zoek naar een hoger rendement door in andere activa te investeren die een hoger nominaal rendement kunnen opleveren.
Elk van deze drie mogelijkheden lijkt op het eerste zicht eenvoudig, maar dat zijn ze niet. Immers, wie vandaag op 22 jarige leeftijd begint te werken aan een nettoloon van 2000 EUR per maand en indien we voor deze persoon de huidige pensioenregeling voor bedienden voorbehouden, dan zal deze persoon na pensionering jaarlijks bijna de helft van zijn laatste nettoloon (aangepast aan de inflatie over 45 jaar) verliezen als hij enkel inkomsten uit zijn wettelijke pensioen haalt. Indien we uitgaan van een levensverwachting van nog eens 20 jaar na pensionering loopt dat in totaal op tot 430 000 EUR. Stijgende gezondheidskosten of een langer leven kunnen de totale pensioenval verder doen oplopen.
Dit houdt concreet in dat onze jonge werknemer maandelijks meer dan 13% van zijn nettoloon moet sparen om aan de huidige spaarrente van 0.11% bij pensionering een vermogen te hebben van 500 000 EUR. Dat is een ambitieuze spaarquota, temeer omdat het niet gaat over sparen om nadien bijvoorbeeld op reis te gaan of om een auto aan te kopen. Het gaat wel degelijk om sparen voor later. Een tweede manier is om het startkapitaal in onze berekening te verhogen tot boven de 400 000 EUR, een enorm bedrag dat quasi niemand op 22-jarige leeftijd bij elkaar gespaard heeft. Tenslotte kan men ook een hoger nettoloon ambiëren door extra risico te nemen. Let wel, het jaarlijkse nominale nettorendement zal minimum 6.5% per jaar moeten bedragen om na 45 jaar een kapitaal bijeen te sparen dat voldoende is om onze berekende pensioenval van 430 000 EUR op te vangen. Dat is vandaag enkel mogelijk door volledig in aandelen te beleggen. Mensen die een voldoende lange tijdshorizon voor zich hebben kunnen een aanzienlijk deel van hun spaargeld beleggen in aandelen.
De meest courante oplossing is een combinatie van de hierboven uitgelegde mogelijkheden door een maandelijkse spaarbedrag te ambiëren dat opzij gezet kan worden en een hoger rendement te ambiëren door te investeren in aandelen. Het hoger startkapitaal is een extra optie, maar dat is zoals eerder gezegd, niet iedereen gegeven. Maar de huidige realiteit van extreem lage rente laat mensen weinig andere keuzes dan een combinatie van gedisciplineerd sparen en beleggen in aandelen.
In die context is het zeer spijtig te moeten vaststellen dat het gevoerde fiscale beleid van onze overheid nog altijd de spaarrekening fiscaal bevoordeelt en tegelijk beleggen in aandelen zwaarder belast dan vroeger. Vooral de roerende voorheffing van 30% heeft een enorme impact op ons vermogen. Dat gaat niet alleen over de eigenlijke betaling van de roerende voorheffing, maar ook over het missen van extra intresten die we zouden kunnen halen indien we onze dividenden volledig konden herbeleggen. Daarbovenop komt vanaf januari de veelbesproken effectentaks voor belegde vermogens vanaf 500 000 EUR. Ons rekenvoorbeeld blijft onder deze grens van 500 000 EUR, maar toont toch aan dat het totale vermogen nodig om de pensioenval binnen 45 jaar te financieren aardig in de buurt komt, zelfs voor de doorsnee Belg.
Dat brengt ons tenslotte bij de moeilijkheid in dit soort oefeningen: de gemaakte assumpties zullen over een periode van 45 jaar nog wijzigen. De pensioenval, de leeftijd voor pensionering, de belastingen die de staat heft kunnen allen nog veranderen, zowel in ons nadeel als in ons voordeel. Ook de geldende markrente kan (en moet) geleidelijk aan terug stijgen richting een normaal renteniveau, dat ons allen toelaat om opnieuw een positief reël rendement te behalen op ons spaargeld en onze vastrentende beleggingen. We zullen deze oefening dan ook regelmatig moeten bijsturen en opvolgen.
Elke drie maand rapporteert de Nationale Bank van België het totale bedrag aan spaargeld dat op de Belgische spaarrekening staat: momenteel zo’n 265 miljard EUR ofwel 24 000 EUR per Belg. Het is bizar, ondanks de geldende minimumrente van 0.11% blijft dat bedrag maand na maand toenemen. De alternatieven voor ons spaargeld zijn vandaag zeldzaam. Belgisch staatspapier levert pas op een looptijd van 7 jaar of langer een positief brutorendement op. Inderdaad bruto, op de intrestbetaling van obligaties wordt 30% roerende voorheffing afgehouden. Het totale bedrag aan spaargeld dat doorheen de jaren werd opgebouwd is dus veel hoger dan de 265 miljard EUR op onze spaarrekening.
Disclaimer
Deze publicatie mag niet beschouwd worden als 'onderzoek op beleggingsgebied' zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 3 juni 2007. Het is een publicitaire mededeling. De wettelijke voorschriften ter bevordering van de onafhankelijkheid van onderzoek op beleggingsgebieden zijn hierop niet van toepassing. Eventuele aanbevelingen zijn niet onderworpen aan een verbod om al voor de verspreiding van onderzoek op beleggingsgebied te onderhandelen.
Deze publicatie mag niet als persoonlijk beleggingsadvies beschouwd worden. Leo Stevens & Cie kan niet garanderen dat de in de publicatie behandelde financiële instrumenten voor u geschikt zijn. Mocht u op basis van deze publicatie overgaan tot een financiële transactie, dan draagt u hier zelf de volledige verantwoordelijkheid voor. Beleggen in financiële instrumenten (zoals aandelen) kan grote risico’s inhouden. Alvorens tot een transactie over te gaan, moet een belegger beschikken over de nodige ervaring en kennis om de eventuele risico’s die gepaard gaan met de transactie ten volle in te schatten, in staat zijn om deze risico’s te dragen waarbij beseft moet worden dat het belegde kapitaal geheel of gedeeltelijk verloren kan gaan.
Medewerkers van Leo Stevens & Cie kunnen vóór de verspreiding van deze aanbevelingen handelen in het financieel instrument.
Eventuele rendementen die in deze publicatie vermeld werden, zijn gerealiseerd geworden in het verleden. Er is geen garantie dat zij ook in de toekomst behaald zullen worden. Men kan evenmin zeker zijn dat de beschreven scenario’s, verwachtingen en risico’s zullen uitkomen in de realiteit. Zij dienen als indicatief beschouwd te worden. De gegevens die in de publicatie vermeld worden, zijn louter informatief en kunnen aan veranderingen onderhevig zijn. Wisselkoersschommelingen kunnen vooropgestelde resultaten en rendementen beïnvloeden.
De publicatie geeft de analyse weer van de auteur op de vermelde datum. Hoewel de analyse gebaseerd is op volgens de auteur betrouwbare bronnen, kan de correctheid, volledigheid en actualiteit van de gebruikte informatie niet gegarandeerd worden.
Niets in deze publicatie mag gereproduceerd worden zonder de voorafgaande uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van Leo Stevens & Cie. Deze publicatie is onderworpen aan het Belgisch recht en aan de uitsluitende rechtsmacht van de Belgische rechtbanken.